De invoering van het schoolbudget in 2001 was het startschot voor de schoolbesturen. Zij beheren vanaf dit jaar zelf de financiën van hun school. Aangezien elke school ander is, werd het zelfbeheer van geldzaken ingevoerd. Zo kan elke school naar eigen inzicht investeren in verschillende factoren.
Investeren
De overheid wil met de invoering van het schoolbudget een handvat geven aan scholen. Omdat scholen via dit systeem zelf hun bekostigingsplaatje kunnen indelen, zorgt dit ervoor dat eventuele problemen opgelost worden. Scholen hebben dus te maken met een maximale bestedingsvrijheid. Daarnaast kunnen zij eventueel geld reserveren voor problemen die zich mogelijk in de toekomst voordoen.
Verschillen in budgetten
Ondanks dat schoolbesturen nu een maximale bestedingsvrijheid hebben, worden er toch verschillende potjes ingedeeld per school. Zo is er een formatiebudget. Uit dit budget kunnen de salarissen van de leraren, de directie en het eventuele onderwijsondersteunende personeel betaald worden. Het formatiebudget bestaat niet zozeer uit concreet geld, maar uit formatie-eenheden. Het budget wordt dan ook uitgedrukt in een totaal aantal fre’s (formatierekeneenheid). Daarnaast wordt er een budget materiële instandhouding gereserveerd. Dit geld gaat naar leermiddelen, meubels, schoonmaakmiddelen en schoonmaakhulp, maar ook naar onderhoud. Zo betalen schoolbesturen bijvoorbeeld ook stoelen voor de kinderen of wordt er een zakelijke printer gekocht.
Het laatste potje wordt het schoolbudget genoemd. Ook uit dit budget kan er personeel aangesteld worden. Zo kunnen er leraren uit het formatiebudget worden aangesteld, maar ook uit het schoolbudget. Officieel wordt dit ‘personeelsgebonden kosten in ruime zin’ genoemd. Naast het aannemen van een leraar kan het geld ook besteed worden aan het uitbetalen van reiskostenvergoeding of een opleiding. De medezeggenschapsraad moet echter wel met de uitgaven van het schoolbudget instemmen.
Werkdruk basisonderwijs
Volgens Duo kan het inzetten van extra budget de werkdruk in het basisonderwijs verlagen. Al weer een aantal jaren gaat menig leraar in staking vanwege de hoge werkdruk in het onderwijs. Meer geld zou minder werkdruk betekenen. Het kabinet stelt daarom 430 miljoen euro beschikbaar. Met dit geld kan de werkdruk op verschillende manieren tegengegaan worden. Zo kan het helpen om een extra onderwijsassistent of conciërge aan te nemen zodat er meer ondersteunend personeel kan helpen. Er kunnen simpelweg meer leraren aangesteld worden, maar er kan ook geïnvesteerd worden in geschikte software of andere digitaal lesmateriaal. Ook kan het personeel met het geld getraind worden of op cursus gestuurd worden. Scholen mogen zelf bepalen waar het bedrag precies aan besteed wordt.